Apenkermis van alfamannetjes

Ons dorp is gezegend met een prachtig openluchtzwembad. Het was onlangs een keer dusdanig warm dat enige verkoeling op zijn plaats was. Kijken en bekeken worden. Nou, dat laatste gaat voor mij wat minder op. Ik maak me des te meer ongegeneerd schuldig aan het eerste.

Op zo’n speelweide heb je dus behoorlijk interessante dynamiek.

Je hebt er de groep echte alfamannetjes. Onder de plakplaatjes en vaak met grotere, gladder geschoren, borsten dan de zonnebankbruine vrouwen in witte bikini aan hun zij. Die uiteraard met vlinder op de onderrug gebrand. Iets zegt mij dat ik niet iemand per ongeluk moet aanstoten. De ouders van de kortgeschoren koppen zitten er ook. Gezellig. Daar ga je ook mee op vakantie en wwon je bij om de hoek, dus waarom niet. En moeder die bij het lachen rochelt als een oude uitlaat van een tweetakt brommer.

En verderop klit de dorpsjeugd wat bij elkaar. De fijnzinnige krachtterm ‘kanker’ wordt vaak gebezigd, ze voetballen op een stukje gras tussen overige bezoekers dat uiteraard veel te krap is, dus irritatie met andere zonaanbidders. En het is de vraag hoeveel plezier ze hebben. Ze kijken alsof ze net de diagnose van eerder genoemde ziekte gesteld hebben gekregen. Maar dat is cool, vet, chill, dab, prank, weet ik het. 

Vooral het koppeltje (tieners) dat tezamen te water gaat, kijkt alsof ze zich afvragen waarom ze in vredesnaam hier terecht zijn gekomen. En vooral waarom met elkaar. En hoe lang nog met elkaar, hoewel het meisje net op de jongen ging liggen in een pose dat het katoen er in ieder geval nog voor zorgde dat er geen kindjes van kwamen. De handjes nu echter ongeïnteresseerd in elkaar. Vooral om je heen kijkend door een te grote zonnebril. Waarom het water in met zonnebril, vrasg ik me af.  De genegenheid voor een zojuist uitgepoepte drol is, vrees ik, groter. Blijf dan lekker thuis, of kom lekker alleen.

En ik? Ik heb de tijd van mijn leven…